|
|||
|
Singer-songwriter / gitarist Joe Louis Walker (°1949) groeide op in San Francisco in een muzikaal gezin. Als tiener leerde JL gitaar spelen en rond zijn zestiende stond hij al op een podium in San Francisco. JL werd de huis gitarist van ‘The Matrix’, waar beroemdheden als Lightnin’ Hopkins, Jimi Hendrix en Thelonious Monk optraden. In 1968 ontmoette hij via een vriend Joe Michael “Mike” Bloomfield (1943-1981), met wie hij bevriend geraakte. Door Bloomfield werd Walker’s stijl meer rock getint. Van 1975 tot 1985 trad Walker op als gospel zanger van The Spiritual Corinthians. In 1986 kiest JL met de Boss Talkers opnieuw voor de blues en brengt hij zijn debuut “Cold Is The Night” uit. Tussen 1988 en 2009 brengt JL Walker drieëntwintig albums uit en tourt hij wereldwijd. In 2012 tekent hij bij Alligator Records en brengt hij “Hellfire” uit. JL kreeg vier Blues Music Awards en is lid van de ‘Blues Hall Of Fame’. In de al meer dan vijftig jaren durende muzikale carrière van JL Walker, is “Everybody Wants A Piece” het nieuwste album en de opvolger van “Hornet’s Nest” (2014). Het is opnieuw een album, waar naast de muziek, ook de teksten die over universele thema’s gaan, erg belangrijk zijn. Voor zijn album werkte hij in de ‘Chop Shop Studio’ samen met producer Paul Nelson (gitarist Johnny Winter). Tijdens ‘Ramblin’ Roots 2015’ dat voor de tweede maal in Tivoli / Vredenburg in Utrecht door ging, was Joe Louis Walker de headliner. Wij van Rootstime.be konden via ‘Provogue / Mascot’, zijn label een afspraak maken, om met hem een interview te kunnen doen. Hij stond met Gretchen Peters en Sonny Landreth op ons lijstje van deze (uitstekende) editie… Om 21u was het eindelijk zo ver en lang wachten, dat deed hij niet echt graag… Mr. Joe Louis Walker, hallo! Bedankt dat je voor ons tijd wil maken voor dit interview. Mr. Walker, je bent geboren in SF, op een bijzondere dag. Hoe belangrijk was je jeugd voor je muzikale carrière? Hoe is alles begonnen? (Voor mij, aan een rommelige tafeltje in een hoek van zijn kleedkamer, zit heel ontspannen met de rug tegen de muur geleund en met zijn kenmerkend hoedje op, Joe Louis Walker. Zijn brede glimlach toont het spleetje in het midden van zijn mooie witte tanden …) Ik ben in 1949 op Kerstdag geboren. Ik kom uit een vitale familie. De moeder van mijn vader werd 101 en de moeder van mijn moeder bijna 100. Zo zie je. Mijn jeugd was heel belangrijk voor mijn muzikale carrière later. Mijn vader en moeder waren dol op muziek. Ze waren fans van muziek, die uit het Diepe Zuiden kwam en, mijn oudere broers en zussen luisterden naar rock & roll en soul. Mijn neven waren muzikanten. Een van mijn neven is nog altijd muzikant. Overal was er muziek en ik kon binnen mijn familie musiceren. Als je jong bent, wil je iets doen. Je gaat sporten, je speelt muziek met je familie, je vrienden. Rond mijn negentiende draaide mijn vader platen voor mij. Ik leerde zo T-Bone Walker, Joe Taylor, Pete Johnson, Robert Jr. Lockwood, Lightnin’ Hopkins, Howlin’ Wolf… kennen. Mijn vader is naar een optreden van Wolf in een juke joint geweest. Als ik me gedroeg zette hij als beloning de platendraaier op tafel en draaide hij platen voor mij. Mijn moeder wou altijd BB King horen en mijn grootmoeder hield van de gospel muziek in de kerk. Iedereen in mijn familie was muziek liefhebber en ze steunden me voluit. Hoe belangrijk was Michael “Mike” Bloomfield voor je? Je geraakte met hem bevriend in 1968… (Gelach…) Michael was niet alleen belangrijk voor mijn carrière, want toen ik Michael ontmoette, had ik geen eigen plaats om te wonen. We deelden jaren lang, tot aan zijn dood, samen een appartement. Wij waren als broers. Ik was zijn chauffeur, want hij kon zelf niet goed rijden. Michael leed aan insomnia (slapeloosheid) en kon ’s nachts moeilijk slapen. Ik speelde toen zelf in nachtclubs en wanneer ik dan thuis kwam, zat hij in zijn slaapkamer achter zijn piano en toonde me, hoe je bepaalde akkoorden moet spelen. Ik was gelijk zijn broer. (Opnieuw gelach) Ik ontmoette hem via Johnny Cramer, een geweldig pianist, met wie ik samen speelde. Zijn neef was Ben Goldberg en hij speelde soms samen met Bloomfield. De dag na een optreden van de Paul Butterfield Blues Band, let op dit is een waar gebeurd verhaal, vroeg me op straat iemand of er een boekenwinkel in de buurt was. Ik herkende de man die me aansprak van de show van de avond voor heen en vertelde hem, dat ik Johnny Cramer kende. De man was Michael Bloomfield en zo geraakten we bevriend. Michael las een boek per dag. Toen we samen woonden, werden al de muzikanten die naar de West Coast kwamen, (hij noemt) van de Muddy Waters band, Carey Bell… opgevangen door Michael. Iedere avond was er iemand, die ik ontmoette. In 1986 na de gospel periode, bracht je een eerste album “Cold Is The Night” uit. Was dit het begin van je leven als een blues man? (Snel en kordaat) Neen! Ik had in de jaren ’60 ook al een hele carrière er op zitten, in de Afro-Amerikaanse gemeenschap. Ik heb in die periode ook albums opgenomen met o.a. Mississippi Johnny Waters (1935-1987) en met violist L.C. “Good Rockin’” Robinson (1915-1976)... Door mijn album “Cold Is The Night” geraakten ook de blanke blues muzikanten geïnteresseerd in mijn muziek. Van Michael kreeg ik ergens in 1968 denk ik, de gegevens van Buddah Records [later Buddha Records] en een voorstel voor een demo sessie. Maar dit leidde tot niets. Na mijn gospel periode tijdens een optreden op het San Francisco Blues Festival, sprak Michael aan en vroeg me, waarom ik dat nog niet veel langer doe. Hij noemde me een echte blues man. Ik wist dat hij gelijk had. We speelden deze muziek al veel langer, maar het probleem was, dat we te weinig voor een blank publiek speelden. Ik ben hier eerlijk in… We woonden in het Fillmore District en er speelden op de middelbare school véél bands voor een plaats op de eerste rij. Toen de hippies in SF arriveerden en alles inpalmden is daar hun verhaal begonnen. Mijn verhaal begon ook veel vroeger. Wat is jou stijl? Door wie ben je beïnvloed? Je mag het noemen zoals je dat graag zelf zou willen noemen. Whatever you want… De beste manier om het te beschrijven, of zoals ik het zou doen, is de manier waarop Willie Dixon het tegen me uitlegde. Hij zei tegen me: “Ik heb naar jou muziek geluisterd en vroeg me af, welke stijl is dat? Het is een mix van alles: gospel, soul en R&R, dat is uw stijl… en blijf daar bij! Doe wat je van nature uit ligt…” Dit was een van de meest verstandige dingen, die ooit iemand tegen me zei. Ik geniet van Chicago blues, van Memphis jump en ik hou van muziek uit New Orléans. Ik ben blij dat ik er niet opgegroeid ben, want dan was ik “een van de” Chicago blues mensen. Waar ik woon, (hij denkt even na en vervolgt…) Sly Stone (& the Family Stone) woonde hier, The Grateful Dead woonde hier, Jimmy Reed woonde hier ook… kan je spreken van een “melting” pot. Hetgeen SF bijzonder maakte, vergeleken met andere plaatsen, is zijn verscheidenheid. Er is een Afro-Amerikaans, een Spaans gedeelte, een homo deel, een blank gedeelte… Iedereen is tolerant. Als ik toen in Chicago was, was dit niet zo van zelfsprekend. Ik ben blij dat dit in SF wel zo is. Daar voelde ik me thuis, op mijn plaats. Nu, vijftien jaren later, is er een nieuw album “Everybody Wants A Piece”. Wat bedoel je met die titel? Je krijgt nu gratis promotie tijd… Merci beaucoup! Danke! Hoe belangrijk zijn de teksten van de songs? Als ik nummers schrijf, dan moet de tekst bij de muziek passen, want beide gaan altijd samen. Staan er bijzondere, voor jou speciale nummers op het album? Ik denk aan “Black & Blue” (track #4) en “35 Years” (track #11), het is een waar verhaal. Ik probeer altijd eenvoudige nummers te schrijven, geen nummers waarvoor je een woordenboek nodig hebt. Eenvoudige mensen praten zoals wij praten. Als het te etherisch wordt, haken ze af en, dat tracht ik te vermijden. Herkenbaarheid vind ik heel belangrijk. Met dit album en ook met mijn vorige albums, heb ik altijd getracht mijn gitaar te laten spreken als een menselijke stem. Soms was dit wat meer funky zoals in “Hellfire” (2012). Mijn opzet is om ook met dit album, de jonge mensen te betrekken met de blues. Niet dat de ouderen het verkeerd gedaan hebben, maar ik vind betrokkenheid heel belangrijk. Ook voor “Cold Is the Night” gold de verscheidenheid al, die ik nu nog steeds nastreef. Ik doe wat ik doe, net zoals Willie Dixon me het toen aanraadde… Musiceren is niet terug gaan, kopiëren, dingen opnieuw doen, weet je. Zij waren nieuw!, Wij, wanneer we ze herhalen, niet… Vooruitgaan, dat moet het doel zijn. (JL filosofeert nog even verder over John Lee Hooker en “The Healer”, waarmee hij in 1989 deuren opende en een nieuwe weg insloeg… ) Is “Wade In The Water”, de link met je gospel verleden? Het is nummer dat ik voel, dat me op het lijf geschreven is… Het is een nummer dat ik heel graag breng. Je kreeg al verschillende awards. Wat was je belangrijkste? De introductie in ‘The Blues Hall of Fame’ (2013)? Klopt, ik kreeg er al enkele. Maar de belangrijkste? Ik weet het niet… Mijn grootste erkenning is, dat ik met enkele van de groten heb kunnen spelen. Jimmy Hendrix zei ooit eens: ik hoop dat mijn vader me nu kan zien spelen… Is er verschil tussen (het publiek) hier en in de States? Er is altijd een verschil. Onderling? Voor mij is de UK de uitzondering in Europa. Het verschil is dat niet Chicago, maar de UK de thuis is van de blues. Daar is de blues muziek altijd aanwezig geweest. Jimmy Hendrix en Robert Cray, zij zijn naar de UK gegaan voor de blues… (Opnieuw filosofeert hij verder. Eerst gaat het over Elvis. Zonder Elvis’ ”Hound Dog” zou niemand gehoord hebben over R&B… Daarna over Frankie Avalon en “Who’s that Doggy in the Window”…) [Ook anderen, als niet minder dan Sonny Landreth zeiden dit over de UK!...] Zijn er genoeg jonge (blues) muzikanten om de opvolging te verzekeren? Ja, heel zeker er zijn er heel veel. (Hij begint met namen noemen) Selwyn Birchwood, Jarekus Singleton, Derek Trucks, Johnny Lang, Bonamassa, Ian Siegal… Waar ben je naast de muziek mee bezig? Met mijn kleinzoon. Hij probeert al harmonica te spelen. Dan herken je jezelf… en hij nog maar drie… Enkele oudere en nieuwe nummers en misschien een oude shuffle… Thank you again Mr Joe Louis Walker and thank you for your time and thank you for your great music! Eric Schuurmans
|
||